Gehosseld op je 15e
“Als je zo jong begint met stomme dingen doen, dan heb je echt nog niet in de gaten hoe dat je hele leven gaat verkloten”
“Dat je slechte dingen hebt gedaan, betekent niet dat je een slecht mens bent.”
“Hoe je erin rolt? Weet niet, man. Een iemand begint ermee. Of eigenlijk zie je het overal om je heen. Bij mij was dat op school al. Drugs gebruiken, dealen. Als je het vaak genoeg om je heen ziet, wordt het normaal. Bij mij begon het in de wijk, in de buurt. Daar zag ik oudere boys werken, dealen. Keek tegen ze op. Hing altijd een beetje bij ze rond. Balletje trappen op een pleintje waar ze dan stonden. Ik was vijftien toen ik voor het eerst ging dealen. Jong ja. Dat zie ik nu ook wel. Maar ik dacht niet na over de gevolgen, ik ging er meteen vol in. Als ik nu terugkijk, had ik graag tegen mezelf willen zeggen: gast, doe niet. Want je denkt dat je met dit spel kan winnen, maar je gaat alleen maar keihard verliezen.
Kil en harteloos
In het begin maak je het in je hoofd mooier dan het is. Je denkt dat je snel geld kan verdienen, dat je aanzien krijgt, dat je ergens bij gaat horen. Maar daar klopt allemaal niks van. Ja, de gasten aan de top verdienen veel geld. Een paar. Maar voor de rest is het vooral heel hard werken. Rondrijden door de stad, voorkomen dat je gepakt wordt. Altijd over je schouder kijken. Altijd aan staan. Altijd opletten dat je geen fout maakt. Want elke fout kan fataal zijn. Dan word je opgepakt. Of aangepakt door mensen boven je. Geweld? Ja natuurlijk. Ik ben vaak genoeg mishandeld en ik heb anderen ook mishandeld. Dat hoort erbij. Je voelt er niets meer bij. Hoe langer je in dat wereldje zit, hoe meer je afgestompt raakt. Je wordt kil. Harteloos. En niet alleen tegenover anderen, vooral ook voor jezelf.
Drempel over
Ik had sowieso al moeite om iets te voelen, dus voor mij was het gemakkelijk dat allemaal weg te stoppen. Achteraf zie je het allemaal wel in. Ik had geen normale thuissituatie. Dus dan ga je het buiten zoeken. Rondhangen bij oudere jongens waar je naar opkijkt, doen wat zij ook doen. Je wilt je toch bewijzen. En dan ga je dingen doen die je niet moet doen. De eerste keer dat je drugs dealt moet je nog een drempel over. De eerste keer dat je geweld ziet of zelf geweld gebruikt is die drempel er ook. Maar daarna niet meer. Dan ben je gewoon die persoon geworden. Die persoon die dat soort dingen doet. En dan merk je dat mensen om je heen anders naar je gaan kijken. Ze gaan denken: dat is die foute gast. Je bent getekend. En niet alleen jijzelf, maar ook de mensen om je heen.
Het huis uit
Mensen gingen ook naar mijn moeder kijken, vanwege de dingen die ik deed. Natuurlijk zag zij ook wel hoe het zat. Dat al mijn vrienden dealden, crimineel waren. En als het lijntje eenmaal dun is, dan kom je snel aan de andere kant terecht. Waar je mee omgaat, daar raak je mee besmet. Maar mijn moeder is een heel normale hardwerkende vrouw. Dus zij heeft altijd een harde grens getrokken: als je dat gaat doen, dan ga je meteen het huis uit. Ik snap het wel. Als ik zelf kinderen zou hebben zou ik hetzelfde doen. Ze heeft me er uiteindelijk nooit uit hoeven schoppen. Ik heb daar niet op gewacht. Nog voor ze het me kon vragen, was ik al vertrokken. Meer dan een jaar heb ik geen contact met haar gehad. En dan belde ik haar ineens weer om te vertellen dat ik vastzat.
Een soort dier
Als je eenmaal in het systeem zit, in detentie, dan kom je er als kind wel achter dat de wereld hard is. Iemand die dat nooit heeft meegemaakt, kan het denk ik nooit echt begrijpen. Probeer je maar eens voor te stellen dat je een hele dag in een kast zit die niet open kan. Je bent gewoon een soort dier. Ook al ben je nog maar een kind. Een kind dat gewoon hele stomme beslissingen neemt. Ik snap het hoor. Dat er straf moet zijn. Je moet uiteindelijk ook de gevolgen van je eigen acties dragen. Dat heb ik altijd gedaan. Maar als je zo jong begint met stomme dingen doen, dan heb je echt nog niet in de gaten hoe dat je hele leven gaat verkloten. Hoe je steeds dieper en dieper in de shit gaat raken waar je niet meer uitkomt.
Negentien en honderddertigduizend euro staatsschuld
Het begon met een taakstraf. Dat vond ik niet zo erg. Maar toen ik vier maanden vast zat en het tijd was voor mijn zitting, toen kwam ‘de ontneming’, zoals ze dat noemen. Ik was er al bang voor, want ik had er al via andere gasten over gehoord. Mijn advocaat zei dat het heus niet zou gebeuren, maar het gebeurde toch. De staat ging het geld ‘terugheffen’ dat ik aan het dealen verdiend had: honderddertigduizend euro. Niet dat ik dat geld had of ooit gehad had. Het was een ruwe berekening van het geld dat door mijn handen was gegaan. En dat moest ik gaan terugbetalen. Alles wat ik zou verdienen zou naar de staat gaan. Alles wat ik zou kopen, zou worden ingenomen. Ik was negentien en ik had niets of niemand, maar wel honderddertig duizend euro aan staatsschuld.
Niemand doet de deur voor je open
Uiteindelijk is mijn schuld lager vastgesteld, op dertigduizend en in hoger beroep tot vijfduizend. Dat heb ik meteen afbetaald. Maar die stress, die angst, dat alles naar de klote is, die kan ik nog steeds voelen. Want dat je op je negentiende aan het begin van je leven staat en je eigenlijk je hele leven al hebt weggegooid, dat is wat niemand je aan het begin vertelt. Dat is wat je je niet bedenkt als je met dat soort shit begint. Dat is voor mij ook de reden dat ik tegen andere jonge gasten wil zeggen: doe het niet. Je denkt misschien dat het allemaal mooi is. Maar uiteindelijk heeft het me alleen maar ellende gebracht. En als je eenmaal in de shit zit, dan is er niemand aan wie je dat te danken hebt, behalve aan jezelf. En als je eenmaal vastzit, er is niemand die even voor jou de deur komt opendoen.
Voel je dan niets voor die mensen?
Niet dat er geen mensen zijn geweest die mij geholpen hebben toen ik laag zat. Als je geluk hebt zijn er mensen, al is er het maar eentje. Voor mij was dat een vrouw, een hulpverlener. Ik zag haar voor het eerst toen ik vijftien was. Toen wilde ik echt niet met haar praten. Maar zij confronteerde me voor het eerst met de dingen die ik deed en het effect wat het op anderen had. Ze gooide me voor mijn voeten: voel je dan niets voor die mensen? Maar ik wist bij god niet wat ik moest voelen. Van haar heb ik geleerd om over mijn gevoelens te praten. Om niet alles impulsief te doen. Dat je ook aan anderen moet denken. Na al die jaren heb ik nog steeds contact met haar. Omdat zij echt luistert, echt betrokken is. Jongeren voelen dat. Of iemand alleen maar mooie praatjes heeft en vervolgens de telefoon niet opneemt, of dat iemand er echt voor je is. Want dat kan het verschil maken.
Geen slecht persoon
Wat ik echt nodig had gehad om het anders te laten lopen? Misschien een vaderfiguur. Of in elk geval iemand die gewoon zei: dit doen we wel, dit doen we niet. Iemand die laat zien dat je over je gevoelens kan praten in plaats van alles maar te overschreeuwen. Want wat je meekrijgt, dat heeft impact. Mijn oom zat zelf in de criminaliteit, ik keek tegen hem op. En hij zei al op mijn twaalfde tegen mij: jij wordt later ook crimineel, jij draait ooit de bak in. Achteraf had ik graag wat meer positieve voorbeelden gehad. Dat ik had gezien hoe het ook kon. Daarom probeer ik dat nu maar zelf te zijn. Ik werk nu, heb mijn eigen bedrijf. Ik werk ergens aan, bouw iets op waar ik trots op kan zijn. Ik denk dat het belangrijk is om te laten zien dat er altijd tweede kansen mogelijk zijn. Dat is ook hoe mijn oma naar mij kijkt. Zij kent mijn verleden, maar ziet ook dat ik een goeie jongen ben. Dat je slechte dingen doet, betekent dat nog niet dat je een slecht persoon bent.”